DOMME FIETJE

Er was eens een heel lief meisje Fietje genaamd. Ze heette eigenlijk Vinolia, maar dat was zo’n lange naam dat iedereen voor het gemak haar maar Fietje noemde.
Fietje was een heel aardig meisje en zij hielp altijd haar moeder overal mee. Fietje was heel erg leergierig en zij was daardoor ook heel erg bijdehand. Helaas luisterde ze alleen slecht.
Dikwijls als ze ging wandelen met haar opa zei hij: 'Fietje, niet te ver vooruit lopen, want ik moet je in de gaten kunnen houden. Als er boze mensen in de buurt zijn, nemen ze je misschien wel mee en dan hebben papa en mama heel veel verdriet. En wij ook, want wij houden allemaal heel veel van jou.' Fietje zei dan: 'Opa, u hoeft niet bang te zijn hoor, want ik loop niet weg.'

Maar eens op een dag waren ze met vakantie en Fietje liep met opa en oma allemaal mooie bloemen te bekijken in een park. Toen haar opa even naar links keek, liep Fietje achter een mooie vlinder aan die naar rechts vloog. Ineens was zij als het ware van de aardbodem verdwenen, tot grote schrik van haar opa en oma. Ze zochten overal en riepen maar: 'Fietje...., Fietje!!!' En toen begon oma zachtjes te huilen en opa foeterde: 'Dekselse meid! Waar zit je nou toch?' Mama en papa kwamen aangelopen en toen ze hoorden wat er aan de hand was begon ook mama te huilen en zei papa allemaal boze woorden. En Fietje?
Fietje was zich van geen kwaad bewust en liep vrolijk verder achter die mooie vlinder aan en dacht aan niemand, alleen maar aan die vlinder. Opeens was de vlinder verdwenen achter een grote struik. Fietje keek in het rond en dacht: 'Hé, wat gek, ik zie opa en oma niet meer!Waarom zijn ze weggelopen?'
Ineens kreeg zij in de gaten dat zij de schuldige was, omdat zij weggelopen was. Oh, wat dom van mij om achter die vlinder aan te lopen, nu ben ik helemaal alleen. Wat moet ik nu doen? Waar moet ik nu heen? En ze begon plotseling te huilen.

Er kwamen een paar mensen om haar heen staan die allemaal probeerden haar wat te vragen. Maar die mensen spraken geen Hollands maar een hele vreemde taal. Dus Fietje verstond ze niet en die mensen verstonden Fietje niet. Alle mensen die om haar heen stonden schudde hun hoofd en zeiden tegen elkaar: 'Hoe kan zo’n kind nou zo dom zijn om weg te lopen in een vreemd land? Zomaar bij haar vader, moeder opa en oma weg lopen in Italië.'
Er kwamen steeds meer mensen bij haar staan en allemaal schudden ze met hun hoofd en beaamden dat het heel dom van het meisje was om zomaar alleen op stap te gaan. Daar moest de politie naar kijken. En daar waren papa en mama en opa en oma inmiddels ook bij aanbeland. Papa vertelde aan een commissaris met een grote dikke zwarte snor dat Fietje zoek was. De commissaris nam gelijk maatregelen en liet twintig agenten aanrukken met speurhonden. En die agenten hadden ook allemaal een grote dikke snor en zagen er allemaal heldhaftig uit. De commissaris blies op zijn fluitje en daar gingen ze dan, twintig man breed op zoek en allemaal met en grote snuffelhond.

Er waren inmiddels veel mensen op af gekomen en die hielpen allemaal mee met zoeken naar Fietje. Het werd donker en toen deden de politieagenten allemaal hun grote zaklantaarns aan en zag het er heel spookachtig uit, met al die lichten in het donker. Er was inmiddels een kantinewagen van de politie gekomen, die lekkere warme koffie en soep voor de agenten had en voor de honden allemaal een lekkere kluif. Daarna gingen ze weer verder met zoeken. De televisie kwam met een reportagewagen en heel het land leefde mee en keek uit naar de verloren Fietje.

Plotseling riep de commissaris zijn mannen bij elkaar en zei: 'Mannen, we gaan weer zoeken, maar we kijken nu op plaatsen die we nog niet nauwkeurig onderzocht hebben. Het kind kan ook niet zo ver zijn.' En daar gingen ze weer, maar de andere kant op. Ineens kreeg een agent een ingeving en zei tegen de commissaris: 'Ik weet hier een oud verlaten kasteel aan de andere kant van het bos. Laten we daar eens naar toen gaan.'
En zo gezegd zo gedaan. En inderdaad tot hun grote geluk vonden ze in een oud, maar heel groot bed in het kasteel het meisje wat daar lag te slapen. Maar het meisje lag er niet alleen. Want aan het voeteinde lag een grote herdershond die grommend zijn tanden liet zien aan een ieder die naar zijn smaak te dicht bij het meisje kwam. 'Ja, wat doen we nu?'
Nu hebben we het meisje gevonden, maar die grote hond bewaakt haar zo goed dat niemand bij haar kan komen.'

Een van de agenten met een hond had een idee. Hij maakte zijn hond los en fluisterde hem wat in het oor. De hond liep zonder bang te zijn gewoon naar de waakhond toe en hij blafte een paar maal. Tot ieders verbazing kwam de hond van het bed af en gelijktijdig deed het meisje de ogen open. Een ambulancebroeder wikkelde het meisje in een deken en even later reed de ambulance met blauw zwaailicht weg naar het ziekenhuis, waar een arts haar onderzocht en vertelde dat het meisje niets mankeerde, maar wel enorme dorst had en veel slaap. De mannen trokken een lekkere fles limonade en een paar lekkere flessen wijn open. De honden kregen allemaal een lekker stuk leverworst en het was nog tot laat in de avond gezellig en iedereen was blij dat het goed afgelopen was.

Maar wat was er nou gebeurd met het meisje?
Nou, zij had mooie bloemen zien staan en was een mooie bos bloemen voor haar moeder aan het plukken. Maar ze had niet in de gaten dat ze, terwijl zij bloemen plukte steeds verder het bos in liepen en helemaal niet meer toen ze achter die mooie vlinder aan ging. En toen had ze opeens in de gaten had dat ze verdwaald was. Terwijl ze onder een boom was gaan zitten huilen kwam Castor, de herdershond van boer Zwierstra, voorbij en hij had aan haar jasje getrokken en haar zo naar het verlaten kasteel gebracht. Daar had het meisje een bed gevonden waar ze was ingekropen en in slaap gevallen. Castor had haar bewaakt tegen iedereen die haar wat had willen doen. En laat nou net die hond van die politieagent een broer van Castor zijn. Want dat had die agent dus gezien aan dezelfde haartekening op zijn rug. Nou, jij zou je eigen broer ook niet bijten. Dus vandaar.

De andere dag stonden alle kranten vol van het zoek geraakte en terug gevonden meisje. En toen dat meisje thuis kwam beloofde ze haar vader en moeder en opa en oma dat ze noooooit meer weg zou lopen. En dat geldt ook voor jullie: Zorg altijd dat je in de buurt van je ouders of grootouders blijft. Dan bespaar je je papa en mama veel verdriet en de politie een hoop werk.

® Bassie van Toor