KRIJN VAN DE OOIEVAARS

Krijn reed het erf op van de boerderij van zijn ouders. Hij zette zijn fiets tegen de stalmuur en keek verbaasd naar de minstens 15 meter lange paal die op de grond lag. Er naast lag tot zijn verbazing ook nog een groot houten wagenwiel met spaken. Krijn pakte zijn schooltas van zijn bagagedrager en liep de boerderij binnen. Daar trof hij in de woonkeuken zijn vader en moeder aan bij de thee en hij hoorde zijn vader zeggen: ‘Stel je eens voor Elizabeth, dat het lukt. Dan wordt er straks alleen maar over ons gesproken als ‘De familie Klaasma van het ooievaarsnest’.’ ‘Ja. dat zou leuk zijn. Maar denk jij dat het lukt om op het nest een ooievaarspaartje te krijgen?’ vroeg mama. ‘Ja,’ zei Pa Klaasma ‘garanderen kan ik het natuurlijk niet, maar als het niet lukt dan hebben we het toch minimaal geprobeerd.

Krijn zei, toen zijn vader uitgesproken was: ‘Nu weet ik ook gelijk waar die grote paal en dat wagenwiel die naast de stal liggen voor nodig zijn. Dat is voor een ooievaarsnest!’ ‘Inderdaad,’ zei zijn vader ‘een ooievaarsnest. Morgen gaan we de paal opzetten.’ ‘Mag ik meehelpen Pa?’ vroeg Krijn. ‘Als je huiswerk af is mag jij meehelpen.’ zei vader lachend. Dat liet Krijn zich geen twee keer zeggen en hij ging meteen aan zijn huiswerk.

De volgende ochtend was Krijn al vroeg uit de veren en kwam de woonkeuken binnen waar moeder Elizabeth de tafel voor het ontbijt gedekt had. ‘Goedemorgen Ma. Goedemorgen Pa.’ Pa zei: ‘Nou Krijn, gauw ontbijten en dan gaan we naar buiten want de kraanwagen komt zo. Ik heb het gat al gegraven vanmorgen na het melken.’ Krijn viel aan als een hongerige wolf en na vijf minuten zei vader. ‘Kom op zoon! Handen uit de mouwen.’ en ze gingen het erf op. Daar lag naast de paal, die inmiddels op een soort houten bok lag, ook nog een hoop dik touw. En even later reed er een takelwagen met een grote kraan het erf op. Hij stopte bij de grote houten paal met het karrenwiel er op. De chauffeur stapte uit en sloeg met een geroutineerd gebaar een touwstrop er om heen en maakte die vast aan de haak van de hijskraan. Hij stapte weer in de cabine en reed richting het einde van het erf waar de vader van Krijn al stond te wenken. Aldaar aangekomen maakten ze de touwstrop op driekwart hoogte van de paal vast en de chauffeur ging weer in zijn cabine zitten. Hij haalde de hendels over en daar schoof de grote hydraulische kraan heel ver uit. Toen de chauffeur vond dat het genoeg was haalde hij een andere handel over en daar ging de vijftien meter lange paal de lucht in. Hoog in de lucht draaide de chauffeur de kraan zo dat de onderkant van de paal loodrecht in de door Krijns vader gegraven put kon zakken. Nadat de paal op de bodem stond gooiden Krijn en zijn vader allemaal stenen en aarde in de put totdat de kuil rondom de paal vol was. Het werd goed aangestampt en Krijn riep triomfantelijk uit: ‘Pap! Hij staat! Laat nu de ooievaars maar komen.’ De chauffeur zei lachend tegen Krijn: ‘Nou, aan de paal voor het nest zal het niet liggen want die staat als een huis!’

De vader van Krijn rekende met de chauffeur af en zei: ‘Kom op mannen! Het is tijd voor een goede kop koffie.’ Als vanouds had moeder Elizabeth de koffie klaar en ze serveerde hem met een lekkere snee ontbijtkoek. Na twintig minuten nam de chauffeur afscheid en gingen een ieder over tot de orde van de dag. Dat was voor Krijn zijn duivenhok schoonmaken en daarna de geiten voeren want op een boerderij is altijd wat te doen. En zo verging op de boerderij de ene na de andere dag. Inmiddels kwamen er allerlei vogels uit het warme zuiden, waar zij overwinterd hadden, en werd Krijn elke morgen wakker van het lawaai wat de mussen, de vinken en ganzen maakten. En elke ochtend keek Krijn hoopvol naar het grote wagenwiel op de grote hoge mast, maar... nog steeds geen ooievaars in de top te zien.

Het was al ver in april toen Krijn wakker werd van een lawaai en luide stemmen. Dat was niet alledaags want de vader van Krijn was wel elke ochtend vroeg op om te melken maar hij vond het niet nodig om zijn gezin ook nog wakker te maken. Nieuwsgierig ging Krijn naar de woonkeuken en hij trof daar zijn vader met de knechten aan. Ze zaten gezellig aan de koffie en waren in opperbeste stemming. ‘Goedemorgen zoon!’ zei Krijns vader vrolijk ‘We hebben een grote verrassing, want na lang wachten is er vanmorgen een paartje ooievaars op onze paal neergestreken. Ze zijn al een nest aan het bouwen, dus onze moeite heeft zich geloond.’ ‘Zal ik een paar lekkere grote kikkers voor ze vangen?’ vroeg Krijn enthousiast. ‘Nee! Daar komt niks van in.’ zei zijn vader ‘Als ze nu al een gratis woning van ons krijgen gaan we ze niet ook nog gratis in de kost nemen. Trouwens het stikt van de kikkers hier in de sloten dus ze kunnen makkelijk zelf hun kostje bij elkaar scharrelen.’

De ene na de andere dag verstreek en de ooievaars waren de hele dag van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat in de weer om een mooi nest boven op het wagenwiel te maken. Op een gegeven dag zagen ze nog maar één ooievaar op het wiel staan. ‘Oh!’ zei Krijn ‘Er is er een weg gevlogen.’ ‘Ik dacht het niet.’ zei zijn vader ‘Neem deze verrekijker maar eens en klim voorzichtig op het dak van de stal. Dan zul je zien wat er aan de hand is.’ En inderdaad, toen Krijn hoog op het dak van de stal zat ontdekte hij dat de tweede ooievaar op het nest zat te broeden. De hierop volgende dagen waren heel spannend. Als Krijn uit school kwam was het eerste wat hij deed het dak op gaan met de verrekijker om te zien hoe het op vijftien meter hoog stond. En na een week of vier zagen ze dat de ene ooievaar steeds naar het nest vloog en dan weer naar de sloot. Dat was om voedsel te vangen voor de jonge ooievaarskuikens. De krant kwam er bij om verslag te doen van deze bijzondere gebeurtenis en toen de kuikens voor het eerst uitvlogen was zelfs de lokale televisie present.
En vanaf die dag noemen Krijn zijn vriendjes hem ‘Krijn van het ooievaarsnest.’

® Bassie van Toor