BOB KONIJN GAAT ZWEMMEN

Trots stapte Bob Konijn met een opgerolde handdoek onder zijn arm door het bos. In die handdoek zat zijn mooie nieuwe zwembroek. ‘Zo nu gaan we eens een lekkere duik nemen in het meertje dat ik een paar maanden geleden ontdekt heb, achter in het bos. Gek eigenlijk dat niemand dat meertje ooit eerder ontdekt heeft.’ Opgewekt stapte hij verder. Opeens hoorde hij iemand roepen: ‘Hè Bob ga je zwemmen?’ Waarop Bob zei: ‘Nee hoor, ik ga mijn zwembroek uitlaten, nou goed…’ ‘Waar ga je dan zwemmen?’ werd er weer gevraagd. ‘Dat weet ik nog niet zo gauw. Maar als ik het weet stuur ik je er wel een prentbriefkaartje vandaan.’ zei Bob jolig.

Hij wist natuurlijk wel waar hij ging zwemmen, maar dat wilde hij niet zeggen want dan zouden ze allemaal komen en werd het veel te druk en dat wilde hij niet. Dus Bob mompelde maar een paar onverstaanbare woorden en stapte vrolijk verder.
Hij hoorde nog net roepen: ‘Verwaande kwast!’ maar Bob dacht: ‘Ach man, vlieg op’, en hij floot vrolijk een deuntje en liep door.

Na een half uurtje al fluitend gelopen te hebben kwam hij aan bij het meertje. Althans, de plek waar het meertje geweest was want Bob kwam tot de pijnlijke ontdekking dat het meertje, wat hij in de winter ontdekt had toen het hard regende, nu niets meer dan een kurkdroge plek in het bos was. Hier en daar staken er zelfs een paar grassprietjes uit de kale grond. ‘Oei, oei, dat is een tegenvaller.’ mompelde Bob.
Voorzichtig keek hij om zich heen om te zien of er niemand in de buurt was die zijn flater zou kunnen doorvertellen. Gelukkig. Er was niemand te zien. Dat was toch een geluk bij een ongeluk. ‘Maar wat doe ik nu? Wacht eens even,’ mompelde hij ‘achterin het land van Boer Harmsen is een hele grote brede sloot. Dan ga ik daar een duik nemen!’

Fluitend ging hij weer op weg. Maar bij de sloot aangekomen kwam hij tot zijn grote schrik tot de ontdekking dat hij niet de enige was die er wilde gaan zwemmen. Het krioelde er van de kleine konijnen, haasjes, ottertjes en jonge eendjes die er allemaal aan het spetteren waren en heel veel lawaai maakten. ‘Sjonge, jonge, jonge wat maken die kinderen een herrie! Dag fijne rustige zwemmiddag.’ dacht Bob Konijn. ‘Ik ga maar gauw weg want ik word hoorndol van al dat lawaai.’ en Bob Konijn stapte fluitend verder door het bos. Hij begon het toch wel een beetje warm te krijgen. ‘Poeh, poeh, nu wordt het toch echt wel tijd voor een duik.’

Na een kwartier lopen kwam hij aan bij een grote vaart waar zelfs hele grote schepen voeren. ‘Zo, dat is nog eens een mooi zwemwatertje en geen kinderen die herrie maken te zien.’ dacht Bob, ‘Hier ga ik gauw een duik nemen!’
Dus rap, rap de zwembroek aan en plons. Bob lag lekker in het water te poedelen en begon te zwemmen. ‘Zo, dat ben ik nog niet verleerd.’ zei hij in zichzelf. ‘Zwemmen is eigenlijk net als fietsen; als je het eenmaal kan, dan verleer je het nooit meer.’

Na ongeveer tien minuten gezwommen te hebben hoorde hij opeens een barse stem van de wal die riep: ‘Zo kereltje! Kom jij eens eventjes gauw uit het water!’
Verbaasd keek Bob op en vroeg aan de politieagent, van wie de stem was,: ‘Waarom moet ik het water uit komen? Ik heb toch niets verkeerds gedaan?’ ‘Niets verkeerds gedaan? Niets verkeerds gedaan…,’ zei de agent bars ‘Man, jij bent er gloeiend bij want jij bent aan het zwemmen in verboden water, Flapoor!’ ’Waarom is zwemmen hier verboden?’ vroeg Bob. ‘Het water is toch vrij?’ ‘Ja dat had je gedacht konijnenbout. Het enige water dat vrij is, is water dat uit de kraan komt, maar niet dit water. Zie jij dat grote bord daar bij die brug?’
‘Ja dat zie ik.’ antwoordde Bob. ‘En zie jij dan ook wat erop dat bord getekend staat?’
‘Ja,’ zei Bob ‘een man die aan het verdrinken is.’ ‘Nou dan?’ zei de agent en hij trok zijn wenkbrauwen omhoog. Waarop Bob Konijn vroeg: ‘Maar ik ben toch niet aan het verdrinken? Meneer de agent, ik ben aan het zwemmen.’ ‘Zeg neem jij je grootje in de maling’ zei de agent nu heel boos. Het water uit of ik roep versterking en neem maatregelen. En dan ben jij nog niet jarig, mannetje!’ ‘Dat klopt meneer de agent, ik ben pas in het najaar jarig.’ antwoordde Bob met een onschuldig gezicht. ‘Hé konijnenbout, gaan we lollig doen tegen een politie ambtenaar in functie?’ zei de agent op dreigende toon.

Die donderende stem zorgde ervoor dat Bob het zich geen twee keer liet zeggen. Heel gauw kwam hij het water uit en stond even later kleddernat en een beetje bibberend voor de agent. De politie agent zei: ‘Zo vadertje, loop jij nou eens naar dat grote witte bord dat daar bij de brug hangt en lees dan eens hardop voor wat er op dat bord geschreven staat.’
Bob liep naar het bord en toen hij er stond begon hij hardop te lezen: ‘In verband met de passerende schepen is het verboden om binnen 250 meter van de brug te zwemmen.’
Toen hij uitgelezen was zei de agent: ‘Ziezo, jij hebt voorlopig nog geen bril nodig maar een beetje meer verstand zou geen kwaad kunnen. Maar eh… de wet is de wet, dus meneer Bob Konijn, wat is uw naam?’

Bob die nu wel begreep dat het de politieman ernst was zei heel bedeesd: ‘Ik heet Bob Konijn, meneer de agent.’ ‘Ja, ja, dat dacht ik al.’ zei de agent bars en schreef op: Bob Konijn.
‘En waar woont meneer Bob konijn dan wel?’ ‘In een konijnenhol, meneer de agent.’ zei Bob. ‘Ja! Dat snapt mijn opoe ook nog wel. Ik denk niet dat een konijn in een ooievaarsnest op het dak woont. Ik bedoel dus: waar is dat konijnenhol dan?’ zei de agent.
‘Onder de grond meneer.’ antwoordde Bob naar waarheid. De agent liep nu knalrood aan en vroeg heel bars: ‘Probeert meneer Bob Konijn mij soms in de maling te nemen?’
‘Nee meneer de agent, dat zou ik niet durven.’ piepte Bob bang.
’Nou dat is dan maar goed ook. Dus waar is dat hol van meneer Bob Konijn? Noem eens straat en een plaats.’ zei de agent weer. Bob antwoordde zachtjes: ‘Ik woon in een hol op het land van boer Kalisvaart.’ ‘Zo zo, meneer Bob Konijn woont in een sjieke buurt…’

Langzaam schreef de agent alles op en toen hij klaar was zei hij: ‘Goed meneer Konijn, ik zou dit maar eens goed lezen en er gebruik van gaan maken.’ en hij overhandigde Bob de bekeuring. ‘En dan geef ik meneer Bob Konijn nog geheel gratis een goeie raad: Zwem nooit meer in open water waar grote boten varen want dat is levensgevaarlijk!’
Bob knikte beschaamd van ja, bekeek zijn ‘bekeuring’ en las verbaasd: ‘Op vertoon van dit schrijven mag de heer Bob Konijn één keer gratis zwemmen in het mooie zwembad van Klappersveer, op voorwaarde dat hij nooit meer zwemt in een water waar grote schepen varen. Want dat is levensgevaarlijk.’ Toen Bob klaar was met lezen zei de agent, nu wat minder bars: ‘Is dat afgesproken meneer Bob Konijn?’
’Ja meneer de agent, dat beloof ik u.’ lachte Bob blij.

De agent stak zijn opschrijfboekje terug in zijn borstzak en zei vriendelijk: ‘Nou, dan wens ik de heer Bob Konijn nog een prettige dag verder.’ Hij salueerde aan zijn pet, stapte op zijn fiets en reed weg.
En Bob Konijn ging fluitend op weg naar het zwembad waar het schoon en veilig zwemmen is.

© Bassie van Toor