HET CIRCUS IS IN DE STAD

Het gonsde in de schoolklas want alle kinderen waren heel erg opgewonden. Vlak voordat de school aanging was er namelijk een bont gekleurde auto bij het schoolhek aangekomen. Er was een clown uitgestapt die elk kind een reclamefolder gaf. Daarop stond dat over twee dagen een groot circus hun dorp zou bezoeken. Er zouden twee voorstellingen gegeven worden van wereldklasse met als speciale attractie Joppie de onberijdbare ezel. Er stond bij dat iedereen die langer als tien seconden op Joppie zijn rug kon blijven zitten 100 Euro als beloning kreeg.

Nou, dat zou wat worden! Elke jongen in het dorp had wel eens op een paard gezeten en ees van der Lucht snoefde: ‘Nou, die 100 pietermannen, die worden voor mij! Reken maar van Yes.’ ‘Ja, dat had je gedacht.’ zei Wim Donkersloot ‘Die worden van mij!’ ‘Of wat dacht je van mij?” zei Chantal Bredervoort.
‘Ach meid, jij vliegt al door de lucht nog voordat je er op zit en lig je op de grond op je kont.’ zei Wim honend. Plotseling klonk er: ‘Stilte!!! Iedereen aan het werk. Het lijkt hier wel een kippenhok met al dat gekakel van jullie.’ Dat was de stem van meester Wieringa en als hij zoiets zei kon je het maar beter doen want hij liet niet met zich sollen.

Om vier uur stoven zoals gewoonlijk alle kinderen luid joelend de deur uit de straat op. Daarna vormden zich zoals gewoonlijk weer een aantal groepjes en werd het circus uitvoerig besproken. Kees zei: ‘Ik ga twee keer. Dan maak ik twee keer kans op honderd piek.’ ‘Haha, ja of op twee keer een bult op je hoofd. Zo’n ezel kan gekke dingen doen hoor.’ riep een ander en zo ging het de twee volgende dagen maar door. Ook in de buurtsuper van het dorp werden de namen genoemd van de jongens die hun leven gingen wagen op een levens gevaarlijke ezel.

Toen de grote dag aangebroken was puilde de circustent uit van het publiek. De directeur wreef zich in de handen en dacht: ‘Nou, zal er één zo’n amateur cowboy op Joppie blijven zitten. Dan hou ik er toch nog genoeg aan over.’

‘Hooggeëerd publiek!’ klonk het door de luidsprekers ’De directie heet u van harte welkom en beloven u een fijne voorstelling.’ Even later liepen er 6 mooi opgetuigde witte paarden in het rond. Daarna kwamen een jongleur, een sterke man en een heel mooi meisje op een strak gespannen staaldraad. In de pauze werd er nog even tegen elkaar opgeschept maar nu hadden ze al wat minder praats als een paar dagen er voor. Na de pauze kwam er een act van zeven leeuwen in een grote kooi en vervolgens een clownsnummer.

Hierna zei de spreekstalmeester: ‘Willen nu alle ruiters die zich opgegeven hebben om op Joppie de onberijdbare Ezel te rijden zich naar de artiesten ingang begeven.’ En daar gingen de helden. Hoewel er een paar, die zich eerst opgegeven hadden, nu toch maar liever bleven zitten stonden er toch na een paar minuten tien ruiters in de artiesteningang in spanning te wachten op de dingen die komen zouden.

Ze kregen een kleine uiteenzetting over wat ze moesten doen en hoe ze na hun ‘optreden’ moesten buigen voor het grote applaus wat ze gegarandeerd zouden krijgen van het publiek.
Ruiter nummer 1 werd aangekondigd maar ging na 5 tellen op de rug van Joppie gezeten te hebben weer strompelend en door het publiek uitgelachen terug naar zijn plaats.
Nummer 2 maakte hetzelfde mee. Zij het dat hij er ook nog een blauw oog aan over hield omdat Joppie hem nog net een dreun kon geven met zijn achterhoef. En zo verging het ook de nummers 3, 4, 5 en 6.

De twee nummers die nog over waren keken elkaar nu toch wel wat benauwd aan maar ze gingen toch manmoedig de piste in om er even later ook weer zij het nu onder hoongelach van het publiek uit te strompelen. De directeur vroeg applaus voor de ezel Joppie die zich niet had laten kisten en het publiek juichte de ‘winnaar’ heel luid toe.

De act was nu afgelopen. Of ... toch niet helemaal, want er kwam een jongetje van amper zeven jaar parmantig de piste binnen en zei: ‘Ik kan die ezel wel berijden.’ ‘Dat geloof ik niet!’ zei de directeur verbaasd. Om daarna te vragen ‘Mag je dat van je moeder?’ Het joch riep: ‘Ja hè mam. Ik mag wel hé?’ Een vrouwenstem riep van de tribune: ‘Ja hoor Henkie, je gaat je gang maar. Van mij mag je.’ ‘Nou..., dan moet het maar.’ zei de directeur ‘Maar geeft u hem eerst maar een groot applaus want straks in de ambulancewagen hoort hij het misschien niet meer.’

Toen het applaus verstomd was stapte de jongen heel behendig op de ezel en reed tot ieders stomme verbazing als een volleerde cowboy twee rondjes in de piste. Het applaus wat hierna opklonk was enorm en toen de directeur met een groot gebaar een briefje van honderd Euro aan de dreumes overhandigde brak het publiek bijna de tent af.

Voor het inslapen dacht de directeur: ‘Het is toch maar goed dat we onze zoon Henkie al heel vroeg zo goed paard rijden geleerd hebben. Want zo hebben we er een pracht nummer bij.’ In de kleine caravan achter de grote woonwagen lag Henkie en die dacht: ‘Ik moet na afloop dat briefje van honderd Euro wel steeds aan pappa de directeur terug geven maar ik mag er wel iedere keer tien Euro van in mijn spaarpot doen.’

En in de stal dacht Joppie de ezel: ‘Ik heb toch maar een leuk baantje in het circus. Even in vijf minuten tijd een stel kerels van mijn rug af gooien is voor mij een eitje. Daarna fijn onder groot applaus met Henkie op mijn rug een ererondje rijden en na afloop krijg ik van Henkie altijd tien suikerklontjes.
Nou, het spreekt dus voor zich dat ik Henkie nooooooooooit van mijn rug afgooi.’

© Bas van Toor