KAMPEREN IN EEN DUIKBOOT

De drie broers Albert, Paul en Cees hadden de hele dag doorgetrapt en ondanks dat ze wel meer een grote fietstocht ondernamen waren ze nu tegen het einde van de middag wel vermoeid. Het was een heel warme dag en de meegenomen veldflessen hadden ze al menig keer leeg gedronken en bijgevuld bij een tankstation of waterkraan die ze tegen kwamen. Maar eindelijk zagen ze dan toch in de verte een vlag en zei Albert: ‘Broertjes, het einde is in zicht. Ik zie daar de camping in de verte.’

Al maanden waren ze in de weer geweest. Want elk jaar gingen ze met hun vader en moeder mee op vakantie, maar nu was besloten dat de drie broers alleen met hun drieën met vakantie zouden gaan. Het aanmelden bij de receptie van de camping was zo gebeurd en aangezien het nog niet zo druk was mochten ze van de campingbaas gaan staan waar ze maar wilden. Paul zei: ‘Daar in die hoek. Dat lijkt mij wel wat daar onder die bomen.’ ’Nee joh, dat is levensgevaarlijk.’ zei Albert ‘Levensgevaarlijk? Hoe dat zo, levensgevaarlijk?
Denk je soms dat die bomen omvallen op de tent?’ ‘Nee,’ zei Albert ‘maar wat dacht je wat er met ons gebeurt als de bliksem in een van die bomen inslaat?’ ’Oei, daar heb ik nog niet aan gedacht. Je hebt gelijk, Albert. Even kijken naar een andere plaats dan. Wat dachten jullie van die plaats daar boven op die heuvel?’ vroeg Paul. 'Dat moeten we helemaal niet doen.’ antwoordde Albert ‘Want als het gaat waaien vliegt de tent de lucht in.’ En hij zei: ‘Weet je wat mij wel een leuk plekje lijkt? Daar in die kuil in het midden van het terrein van de camping.’ ‘Ja, dat lijkt mij wel wat.’ zei Cees ‘Dan staan we gezellig met iedereen om ons heen.’

Ze waren het alle drie eens, dus werd de tent uitgerold, de stokken omhoog gezet en na een half uurtje zaten ze aan de koffie in een opvouwbare stoel voor de recht opstaande tent. Paul zei: ‘Ik vind dat we een prima plekje hebben en alle ruimte om ons heen.’ Een paar uur later sliepen ze in hun slaapzakken en droomden van alle avonturen die ze zouden gaan beleven. Maar midden in de nacht werden ze ruw wakker gemaakt door een hele harde donderslag en even later hoorde ze de regen vrolijk op het tentdak tikken. Albert zei: ‘Niet aan het tentzeil komen. Want dat gaat het water er doorheen.’
En even later sliepen ze weer door het monotone geluid van de regendruppels die op het tentdak tikten.

Cees droomde heel mooi. Cees droomde namelijk dat hij aan het zwemmen was in een groot meer. Alleen was het meer niet zo diep. Want je kon er niet alleen staan, maar ook nog in liggen en dan toch nog de grond aanraken. Vreemd, dacht Cees en hij werd er wakker van. Dit was echt heel vreemd. Zelfs toen hij wakker was voelde hij een laag water om zich heen.
Snel maakte hij Albert en Paul wakker. Dat hoefde eigenlijk niet. Want die waren al lang wakker en zaten net als Cees in een 20 centimeter diepe put met water die alsmaar voller werd. Nu hadden ze vreselijk spijt dat ze hun tent niet wat hoger neergezet hadden. Want doordat ze hun tent opgezet hadden op een lage plek op de camping stroomden nu alle regendruppels die uit de hemel vielen in grote getale naar het laagste punt van de camping en dat was uitgerekend hun tent.
En nu hadden ze stromend water in hun tent. Maar niet uit een kraan van boven, maar wel van links naar rechts. Alles was kleddernat en het was dat de campingbaas zei: ‘Gaan jullie maar in de grote winterstallingloods slapen. Daar stallen we in de winter de caravans en is het droog. Hij liet nog een paar luchtbedden en wat droge dekens brengen zodat ze een paar uur later toch nog en ook droog konden slapen.

Gelukkig stond de andere dag de zon heel hoog aan de hemel zodat in een paar uur alle natte kleding weer droog was en ook de slaapzakken. ‘Nou jongens,’ zei Albert even later ‘laten we het maar als een generale repetitie zien voor de kampeerweek. En je weet het: als de repetitie slecht is valt de voorstelling altijd mee. Maar wij zetten nooit meer onze tent op, op de laagste plaats van een camping. Want dan kunnen we net zo goed in een duikboot gaan wonen.

En ik weet zeker dat al worden de drie broers honderd jaar oud, dit verhaal zullen ze nog heel veel keren vertellen aan hun kinderen.

® Bassie van Toor